Houtzaagmolen de Jager
Jelle Jurjens Nauta
is exemplarisch voor de "Gouden Eeuw" van Woudsend. Een typisch geval van "de juiste man, op de juiste plaats, op het juiste ogenblik".Hij werd in 1672 in Woudsend geboren als zoon van schipper Jurjen Reiners, en volgt in het voetspoor van zijn vader. Het einde van de Hollandse Gouden Eeuw biedt Friese schippers de kans om een deel van de varende transporten, behorende bij de beurs van Amsterdam over te nemen met kof- en smakschepen en galjoten.
Jelle Jurjens was een van die schippers die deze kansen gretig aanpakten, en daarmee een (financiële) basis legde voor zijn aanzienlijke vermogen en invloed. Hij maakt de overgang mee van de lokale scheepvaart (met bestemmingen in Holland, de Kleine Oost, Denemarken en Noorwegen) naar de verder weg gelegen bestemmingen in de Oostzee en Frankrijk.
De Vrede van Utrecht was net gesloten en Jelle Jurjens ontpopt zich als een pionier en vaart in 1713 door de Sont naar de Oostzee. Woudsender schipper Doytse Symens was hem in 1700 al een keer voorgegaan, maar deze tocht in 1713 zou het startsein zijn voor een hele vloot Woudsenders die vrachten vervoerden tussen steden in Europa en de Oostzee.
In 1718 stopt hij met varen en in plaats van te rentenieren, wordt hij een ondernemer pur sang. Op zijn in 1718 gekochte Kloosterlanden ("Pastorijelanden") bouwt hij in 1719 houtmolen "De Jager" langs de Ee en wordt o.a. handelaar in houtwaren en eigenaar van een scheepswerf. De exponentieel groeiende zeevloot moet natuurlijk voorzien worden van nieuwe schepen, die ook onderhouden moeten worden.
In 1728 bouwt hij 15 huizen in Woudsend en wordt in 1732 eigenaar van de exclusieve veerdienstverbinding (beurtveer) van Woudsend naar Amsterdam. Daarnaast heeft hij piekfijn in de gaten dat exclusief investeren in de Woudsender scheepvaartindustrie te eenzijdig is, dus doet aan risico-spreiding, en koopt 2 boerderijen (zathes). Een in Ypecolsga en een in Teroele, aan de overkant van de Ee bij Woudsend.
In 1732 voorziet Jelle zich van de achternaam Nauta.
Hij bekleedde naast zijn drukke "baan" ook functies in de kerk en in maatschappelijke en bestuurlijke organisaties, en is met recht een van de meest invloedrijke personen in het Woudsend tussen 1720 en 1750.
Hij overlijdt in 1750 in een Woudsend dat op dat ogenblik op het hoogtepunt stond van haar economische voorspoed en welvaart.
Welkom
Deze site gaat over de voorouders vanWouter Zoethout
Uiteraard is er veel informatie te vinden over
De Zoethouten van Woudsend
die terugvoert tot stamvaderReinder Jelles Zoethout
die zich in het Friese dorp Woudsend (Wâldsein) rond 1738 voorzag van deze mooie en bijzondere achternaam.Waarom Reinder Jelles in 1738 de achternaam Zoethout koos, is niet helemaal duidelijk. Zijn vader Jelle Jurjens begon in 1732 de achternaam Nauta te voeren, dus logischerwijs zou hij gewoon Nauta als achternaam kiezen. Reinder Jelles was meester mastmaker, en werkte dus veel met hout. Daarnaast was zijn vader eigenaar en bouwer van houtzaagmolen de Jager (1719) - dus ook daarmee is een verband te leggen. Echter, Reinder Jelles zou de houtmolen pas na 1750 van zijn vader erven, dus het blijft gissen waarom hij al in 1738 de naam Zoethout koos.
Het zal mogelijk verwijzen naar het uitstekende - eersteklas - hout dat de houtmolen produceerde.
In ieder geval zijn mijn zoon Wouter en ik nakomelingen van de Woudsenders
Jelle Jurjens Nauta en Reinder Jelles Zoethout
Naast de Zoethouten en Nauta's van Woudsend is op deze site veel informatie te vinden over de voorouders van Wouter's moeder
Loes Haer
en ook de voorouders van Wouter's oma
Lexy Overgaauw
Speurend in de voorouders, bleek ook dat mijn zoon Wouter en ik nakomelingen zijn van het
schippersgeslacht de Koe
en van hetgeslacht Tromp
die ook hun roots in Woudsend hebben. Verrassend is dat natuurlijk niet, aangezien Woudsend een dorp was, en het logisch is dat families verbanden met elkaar hadden.Tot slot is op deze site enige informatie te vinden over de Woudsender schippers die in de 18e eeuw een bijzonder actief waren op de Oostzeevaart.
Ook hun voorgangers, die
Het Compact
oprichtten in 1705, komen aan bod. Dit Compact was een gezamenlijke zeevaart-verzekering.Woudsend 1749
Woudsend is nog altijd een dorp aan het water. Maar het leeft niet meer op en van het water, in elk geval lang niet meer zo sterk als twee en een halve eeuw geleden.
In 1749 waren er 227 gezinshoofden en "persoanen allinne", die met elkaar 515 gezinsleden boven en 219 onder de twaalf jaar telden.
Er woonden toen dus 734 mensen in Woudsend. Gaat men nu na, welk aandeel de schippers met hun knechts daarin hadden, dan komt men tot de verrassende conclusie, dat meer dan een derde deel der beroepsbevolking voer, hetzij als eigenaar, hetzij als knecht Wij telden niet minder dan 29 smakschippers, 5 kofschippers. 13 andere schippers" (van grootschipper tot beurtschipper) en worden 27 schippersknechten vermeld.
Enkele families schenen uit louter smakschippers te bestaan zoals die der De Koe's. Men oordele: Roelof Cornelis, Jelle Cornelis ('een rijke smakschipper') en Haring Cornelis de Koe, allen smakschippers.
Smakken waren grote, boeierachtige vrachtschepen, die een grote mast en een bezaanmast hadden en die de Westeuropese kustvaart bedreven.
Koffen hadden een uiterlijk, dat veel op smakken leek en waren min of meer de opvolgers van de smakken. Het zegje mocht dan zijn "Koffen en smakken benne waterbakken", het werd ook aldus gevarieerd: "Koffen en buizen zijn zeemanshuizen." Dat klinkt beter.
Er is waarschijnlijk geen dorp in Friesland geweest, dat zoveel smakschippers (die ook eigenaar waren) telde als Woudsend. Natuurlijk sluit daarbij een hele industrie aan.
Daar was allereerst de mr. scheepstimmerman Hylke Michiels Tromp. Pier Durks zal het wat kleiner hebben gedaan, want hij staat als "Mr. Bootjemaker" te boek.
Naast hen waren er nog twee andere schuitmakers werkzaam en het gezamenlijke aantal schuitmakersknechten bedroeg niet minder dan 18.
Een zeilmaker met zijn knecht en twee mastmakers sloten hier duidelijk bij aan. Er scheen wel perspectief in deze laatste branche te zitten, want Reinder Jelles Zoethout had als mastmaker een zekere Auke Alberts naast zich, die "nieuw begonnen" was.
Concurrentie dus.
Voor schepen is ook touw nodig. Welnu, aan de lijnbaan werkten drie man. Daarnaast was Reinder Jelles Zoethout als molenaar/eigenaar van de Jager met zijn knechten druk met het bedienen van de houtmolen, die in de 18de eeuw op oude prenten van het dorp zijn wieken zwaait.
Ook deze molen bevestigt de indruk van een buitengewoon levendig dorp, dat in verkeer en ambacht de kurken vond, waar het - voorspoedig - op kon drijven.
Vrij naar: Leeuwarder Courant - 3 mei 1958